Er zijn twee soorten schrijvers: schrijvers die van tevoren ieder detail uitdenken en met (digitale) indexkaartjes en geeltjes in de weer zijn (soms zelfs met rollen behang – Thomas Rosenboom werkt zo) én schrijvers die een vaag idee hebben wat van ze van plan zijn te schrijven en – hoe romantisch – met de hoofdpersoon op reis gaan en wel zien waar ze uitkomen. Beide manieren (en alles ertussenin) werken goed. Tenminste, als die methode bij je past. Toch is het een illusie dat die laatste groep niets aan structuur doet, want structuur is de ruggengraat van je boek en houdt het verhaal overeind.

Zeker bij thrillers, Young Adults en series is structuur van levensbelang. Ook bij films en scripts zie je structuren terugkomen die altijd werken en waar de meeste verhalen – in welke uitwerking dan ook – op teruggrijpen. Deze belangrijke verhaalpunten vormen een kapstok waaraan je je verhaal kwijt kunt.

Welke punten zijn dat dan:

1. Het beginpunt
In het begin van het boek moet er altijd iets gebeuren. Het liefst zit je meteen in een scene waarin er iets belangrijks gebeurt. Dus geen lange aanlopen over het weer of over hoe mensen elkaar leren kennen, je begint meteen (in medias res’ noemen ze dat in het Latijn) in het midden van de actie. Denk maar eens aan een James Bond-film, is die ooit relaxed op gang gekomen?

2. Opstart van je verhaallijnen
Vervolgens ga je door met de uitrol van je verhaallijnen. Wie is de hoofdpersoon, wat is er met hem of haar gebeurd, met wie heeft hij relaties en wat zijn zijn doelen. In dit deel introduceer je (liefst zonder de spanning meteen uit het oog te verliezen) je belangrijkste personages.

3. Een motorisch moment
Ieder verhaal heeft een moment waarin de hoofdpersoon een beslissing neemt. Deze beslissing heeft invloed op de rest van het verhaal en zet het verhaal in gang. Bijvoorbeeld: besluit de hoofdpersoon een moord te plegen en het lijk te verdoezelen, zoals in Esther Verhoefs ‘Lieve mama’, dan zal die hoofdpersoon in de rest van het boek daar de gevolgen van moeten dragen. Een goed motorisch moment zit altijd in de eerste helft van je boek en is vaak onomkeerbaar.

4. Hindernissen
Een verhaal waarin de hoofdpersoon zonder moeite naar het einde danst, is doodsaai. Tijd voor wat hindernissen, conflicten en tegenslagen dus. En het liefst steeds grotere, dat houdt de spanning er mooi in.

5. Climax
Een boek dat als een nachtkaars uitgaat, daar wordt geen enkele lezer blij van en voelt vaak als een teleurstelling. Hartstikke zonde, want naast de eerste indruk telt ook de laatste. Zorg dus voor een waardige ontknoping die de lezer tot het einde meeneemt. En o ja, sluit niet op het hoogtepunt je boek af, plak er nog een of twee hoofdstukken achteraan om de lezer weer te laten ‘afkoelen’ en op adem te laten komen.

Wil je weten hoe je dit in de praktijk brengt en hoe je dat dan op een goede manier doet? Meld je dan aan voor de Kickstart: je boek in 1 dag bootcamp op 9 oktober. Zie ik je dan?

Liefs,

Joyce