‘Ik snap het gewoon niet. Waarom moet je jezelf ook zo nodig neerzetten in het boek?’ Mijn moeder kijkt me geërgerd aan. ‘Dat doen journalisten toch ook niet, die interviewen de gast, die laten hun eigen ervaringen erbuiten. Zo hoort dat.’
Ik zucht. Ja, zo hoort dat. Dat zal best, maar het precies doen zoals het hoort, dat vind ik niet zo interessant. Dat doet de rest al. Ik kijk naar mijn evenbeeld van dertig jaar ouder. Ik weet dat ze niet gevoelig zal zijn voor dat argument. Het anders doen, iets nieuws bedenken, waarom zou je zulk soort risico aangaan? En hoeveel we ook op elkaar lijken, op dat vlak verschillen we behoorlijk.
Ik probeer het nog eens technisch uit te leggen, misschien is ze daar gevoeliger voor. ‘Weet je, mam, het zit zo: alle mensen die ik geïnterviewd heb, zijn mega open geweest. Maar echt open. Ik mocht alles vragen, ze deelden hun meest bijzondere anekdotes, moeilijke beslissingen en diepste twijfels en gevoelens. Het was van de ene kant extreem bijzonder en voelde soms ook wel bezwaard, want hoe vat je zulke ervaringen in de juiste woorden? Ik vond het alleen maar fair als ik mijn eigen gedachten ook zou delen. Eerlijk oversteken.’
Ze drinkt aan haar thee, wensend dat ze het onderwerp niet had aangeroerd. Dat zie ik aan haar gezicht. ‘Die mensen staan er onder pseudoniem in,’ zegt ze mokkend, ‘jij niet. Dat vind ik toch anders, dan ga je zelf toch meer met de billen bloot.’
Ik denk erover na. Met de billen bloot. Misschien is dat het wel. Dan wordt het immers pas interessant, als je risico’s neemt. Maar hé, zoveel staat er toch niet in. Het gaat om de mensen in de interviews. Niet om mij. Zij nemen het podium in, ik sta hooguit in het hoekje van het toneel en kijk mee. Geef af en toe commentaar, niet meer dan dat. Dat moet zij toch ook zien? Als een old school verteller in een klassiek stuk. Dat was ook een personage.
‘Door mijn eigen ideeën te delen, kom ik hen tegemoet en de lezers ook,’ ga ik verder met mijn tweede argument. ‘Zij moeten die gedachten immers ook hebben. Misschien herkennen ze het verhaal dat ze lezen of vinden ze het juist gek. Door mijn eigen ideeën te delen, kunnen we het eens zijn of niet. Dat geeft stof om over te praten en praten geeft ruimte.’
Ze kijkt mijn vader aan voor hulp. Die weet het, geloof ik, ook niet meer. Hij wil dit onderwerp het liefst helemaal niet bespreken. Veel te ongemakkelijk. Ik probeer hen gerust te stellen. ‘Je hoeft echt niet bang te zijn dat je je moet gaan schamen straks. Eerlijk niet.’
‘Nou dat weet ik zo net nog niet,’ zegt ze koppig. ‘Mensen hebben toch snel een mening.’
‘Ja, dat is zo, maar daar kan ik niets aan doen, die mening hebben ze toch al,’ zeg ik opstandig. ‘Daarom heet het boek ook ‘Ruimte voor liefde’, hè. Om eens uit die die beklemmende kokertjes te komen en misschien eens wat breder te kijken.’
Mijn ouders zwijgen. Even voel ik me weer vijftien. Toen hadden we deze discussies aan de lopende band. Ik wilde zo nodig mijn gelijk halen en hoewel ik dat vaak ook had (just saying ;-)) ging ik wel vaak voorbij aan de relationele kant van die discussie. Doodvermoeiend was ik, maar toen was het meer een spel. Nu gaat het over een onderwerp waar ik wel degelijk gepassioneerd over ben. Het onderdeel waar zij zo ouderlijk bezorgd over zijn, maakt het boek beter, dat weet ik.
‘Bovendien,’ gooi ik nog wat olie op het vuur, ‘moet het er in. Het is het snufje zout in de cake. Een klein element, maar essentieel. Als je dat vergeet, wordt ‘ie minder lekker. Dat geldt voor dit boek ook. Ik schrijf het omdat ik het een belangrijk onderwerp vindt. Omdat ik merk dat veel vrienden het er lastig mee hebben, omdat mensen die single zijn denken dat een lange relatie de heilige graal is – terwijl het dat lang niet altijd hoeft te zijn. Ik vind er iets van en ik heb ook veel geleerd van het boek. Mijn mening bijgesteld, gemerkt dat ik zelf vooroordelen koesterde die volledig onterecht waren. Ik wil dat delen. Dat vind ik belangrijk. Omdat ik oprecht denk dat mensen er gelukkiger van worden als we de krappe kaders van de liefde een beetje oprekken.’
‘Ja, dat snap ik wel. Maar sommige mensen lezen maar stukjes, ze zien die context niet die jij wilt bereiken. Ze lezen selectief.’
‘Snap ik, mam. En dat zij dan maar zo. Ik focus me op de mensen die dit boek snappen. En diegenen die dat niet doen, die heb je ook. Als jij die tegenkomt, dan stuur je ze maar gewoon naar mij.’
Even breekt een lach door. ‘Jij verandert ook nooit, hè?’
Ik schud mijn hoofd. Concessies doen aan een goed boek schrijven, dat gaat inderdaad niet gebeuren.
‘Met de billen bloot, dus?’ vraagt ze gelaten.
Dan moet ik lachen. ‘Alvast een beetje. En als dat bevalt, dan doe ik een full monty in deel 2.’
Liefs,